- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Geschiedenis
- Hits: 404
Fotografie is het met behulp van licht en andere vormen van straling vervaardigen van afbeeldingen van voorwerpen en verschijnselen. Het woord is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk schrijven met licht (φωτος (phootos) = licht, γραφειν (grafein) = schrijven).
Iemand die (beroepsmatig) fotografie verricht noemt men een fotograaf. Voor het maken van een foto maakt men gebruik van een camera. Een afdruk van een voorwerp dat direct op lichtgevoelig materiaal gelegd is en vervolgens belicht, is een fotogram.
1816
In 1816 maakte Joseph Nicéphore Niépce een foto vanuit een raam door een plaat met een lichtgevoelig materiaal in een camera obscura bloot te stellen aan licht. Het beeld dat werd gevormd, was een negatiefbeeld dat niet was gefixeerd, en dus door verdere belichting buiten de camera obscura verloren ging. De beelden die waren gemaakt met deze techniek noemde hij retinas ("netvlies").
1826
In 1826 maakte Niépce de eerste foto op een plaat die was bedekt met bitumen (asfalt). Hij had hiervoor een belichtingstijd van maar liefst acht uur nodig bij helder zonlicht. De foto maakte hij van zijn achtertuin en door het draaien van de zon zag je de schaduw van twee kanten. Deze bitumen-beelden, die naast zwart en wit ook grijstinten konden tonen, konden ook worden gefixeerd en in positieve beelden worden omgezet.
1831
Doch Louis Daguerre wordt ook vaak beschouwd als de uitvinder van de fotografie. In 1831 zette Daguerre de proefnemingen van Niépce voort met zilverjodide.
1834
In 1834 begon William Henry Fox Talbot te experimenteren. Hij ontwikkelde een methode om papier lichtgevoelig te maken door het te dompelen in een zwakke zoutoplossing en daarna in een zilvernitraat oplossing. De lichtgevoeligheid van zilvernitraat was reeds in 1727 ontdekt door Johann Heinrich Schulze maar was tot dan toe niet meer dan een curiositeit en kermisattractie. Thomas Wedgwood en Sir Humphrey Davy slaagden er in 1802 al in onder invloed van licht een beeld te vangen op voorbewerkt papier. Alleen lukte het hen niet dit beeld te fixeren. Maar Talbot lukte het de beelden te fixeren door ze te dompelen in een sterke zoutoplossing. Ook ontdekte hij het negatief-positiefprocedé.
1837
In 1837 ontdekte Daguerre bij toeval de mogelijkheid van ontwikkeling van het latente beeld. Hij had een gejodeerde verzilverde koperplaat kort belicht en hierna bloot gesteld aan kwikdamp. Hierop bleek zich een beeld te hebben gevormd. Hij noemde dit proces Daguerreotypie.
De 'uitvinding van de fotografie' werd in januari 1839 bijna gelijktijdig in Parijs en in Londen aangekondigd. Overigens staat in het Franse plaatsje Saint-Loup-de-Varennes - de plaats waar Joseph Nicephore Niépce zijn eerste proeven deed - een monument met de tekst "DANS CE VILLAGE NICEPHORE NIEPCE INVENTA la PHOTOGRAPHIE en 1822".
1850
Omstreeks 1850 verving men de papieren drager door glas en hechtte men de zilverhalogeniden met behulp van een collodiumlaag op deze doorzichtige basis. Deze glasplaten moesten terwijl ze nat waren worden belicht en meteen worden afgewerkt.
1861
In 1861 maakte James Maxwell met drie kleurfilters de eerste echte kleurenfoto.
1871
In 1871 vond de Engelse arts Richard Maddox een droge methode uit. Hij gebruikte een glasplaat waarop zilverbromide in een gelatine laag ingebed werd. Dit is in feite de oervorm van de huidige fotografische films.
1891
In 1891 vond Gabriel Lippmann de methode van het reproduceren van fotografische kleuren uit, gebaseerd op het fenomeen interferentie, later bekend als het Lippmannproces. In 1908 won hij hiervoor de Nobelprijs voor natuurkunde.
1981
Een recente ontwikkeling is de digitale fotografie. Hierbij vervangt men de traditionele camera, geladen met film (waarvan de chemische eigenschappen veranderen door de belichting) door een camera met drie lichtgevoelige elektronische sensoren (CCD's), één voor rood (R), één voor groen (G) en één voor blauw (B) licht.
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Geschiedenis
- Hits: 408
Een camera obscura (Latijn voor donkere kamer) is een verduisterde ruimte waarbij in een van de wanden een klein gaatje is aangebracht. Het hierdoor invallende licht werpt een afbeelding van de buitenwereld op de tegenoverliggende wand. Deze afbeelding de buitenwereld wordt op zijn kop afgebeeld. Later werd voor het gaatje een lens geplaatst. Als de achterwand van de camera obscura doorzichtig wordt gemaakt (bijvoorbeeld met matglas) is de afbeelding van buitenaf te zien.
Een bijzonder aspect van de camera obscura is, dat opnamen met de versies zonder lens een oneindige scherptediepte hebben.
Voordat de lichtgevoelige plaat was ontdekt (rond 1800) was de camera obscura een kermisattractie. Je kon de wereld buiten immers ongezien bespieden. Met spiegels werd er voor gezorgd dat de afbeelding weer rechtop kwam te staan.
Athanasius Kircher, een Duits geleerde, zag een draagbare camera obscura toen hij in de veertiger jaren van de 17e eeuw door Duitsland reisde. Voor de Ars Magna van 1646 maakte hij er een tekening van.
Kunstschilders gebruikten de camera obscura als hulpmiddel om de werkelijkheid nauwkeurig over te kunnen nemen op hun doek.
De camera obscura had de afmetingen van een kleine hut, maar was licht genoeg om door twee mannen te kunnen worden gedragen. Eén van hen was de kunstenaar, die door een luik (F) in de vloer naar binnen ging.
De camera bestond uit een licht, houten geraamte met wanden van zeildoek. De binnenkast (E) was van papier gemaakt dat voldoende transparant was om er een nauwkeurig beeld op te tekenen. Dit beeld stond ondersteboven.
In de Victoriaanse tijd werden er camera obscura's gebouwd ter grootte van een huis, waar men tegen betaling een blik kon komen werpen op de omgeving.
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Geschiedenis
- Hits: 427
Een camera obscura (Latijn voor donkere kamer) is een verduisterde ruimte waarbij in een van de wanden een klein gaatje is aangebracht. Het hierdoor invallende licht werpt een afbeelding van de buitenwereld op de tegenoverliggende wand. Deze afbeelding de buitenwereld wordt op zijn kop afgebeeld. Later werd voor het gaatje een lens geplaatst. Als de achterwand van de camera obscura doorzichtig wordt gemaakt (bijvoorbeeld met matglas) is de afbeelding van buitenaf te zien.
Een bijzonder aspect van de camera obscura is, dat opnamen met de versies zonder lens een oneindige scherptediepte hebben.